Na een paar uren rijden kwamen we aan op onze verblijfplaats voor de eerste dagen, Hotel Belle Isle sur Risle in het Normandische plaatsje Pont Audemer. Na onze gemondmaskerde rondleiding in de chateau, was het al 13u30 en dringend tijd om een kleinigheid te eten.
Na een korte rit vanop ons eiland (het hotel ligt midden op een rivier) wenkte onze eerste creperie met een gezwind enthousiasme ons toe.
Bij dit ‘feestmaal’ hoorde tevens al een eerste lokale creatie. Bart zijn maag was duidelijk al wat beter, want hij kon toch al een beetje genieten van zijn Salade Nordique.
Als ‘eerste dag’ uitstap leek Giverny ons wel een goed idee. Dat dorp is vooral gekend voor zijn bekendste kunstenaar Monet. De Monet foundation, met het Monet huis en zijn beroemde tuin met de brug over de vijver konden we niet beezoeken, want dit was enkel na reservatie via het internet (Corona shit). Maar we hebben er wel een wandelingetje doorheen het schilderachtige Giverny gemaakt en even halt gehouden aan het graf van Monet.
Natuurlijk bezochten we er ook de lokale horeca. Daar mijmerden we weg met verhalen over hoe het zou zijn mochten wij een mus zijn. Ik zou, als jonge mus, in elk geval sierlijk naar beneden fladderen uit een boom, dan stijlvol landen op de rugleuning van een terrasstoel, mijn landing glansrijk missen en terwijl ik krampachtig de leuning van de stoel zou vasthouden met mijn twee pootjes zou ik met mijn muilke tegen de achterzijde van die leuning kwakken. Daarna zou ik van vermoeidheid één pootje moeten lossen. En dan een tweede. Het gevolg zou zijn dat ik een fractie van een seconde later met mijn verendeken tussen de keitjes zou belanden…
Op hetzelfde terras zat een eenzame dame, samen met haar twee suggestieborden te genieten in de zon.