De eerste avond aten we in het hotel, omdat het aangeprezen stond als beste restaurant van de streek. Het was zeer lekker, maar we hadden er niet echt een wauw gevoel bij en goedkoop was het niet…
Ik blijf dan ook bij mijn mening dat het niveau van de restaurants in België gemiddeld hoger ligt dan hier in Frankrijk. Maar ik heb natuurlijk nog niet alle Franse (en ook niet alle Belgische) restaurants al bezocht.
Het hotel was mooi. Een oud kasteeltje van één of andere locale industrieel. Met een zeer mooie tuin er aan en midden op een rivier. Maar het deed wel wat oubollig aan en kon hier en daar wel een opknapbeurt gebruiken.
Een eerste stop was onderweg bij een maisveld met een labyrinth, waar we moesten zoeken naar de leuze van een vikinggroep.
Daarna zijn we naar Pont l’Eveque geweest, zowat de belangrijkste (of meest gekende plaats) van de Calvados departement, gekend voor zijn digestifs gemaakt van appeltjes. We hebben er een rondleiding gedaan in de stijl van de grote champagnehuizen (veel lichteffecten, mooie decors en mooie filmpjes), maar het was zeer interessant. De rondleiding eindigde natuurlijk met een degustatie, en daar we voor de vader van Bart een paar oude flessen moesten meebrengen, mochten we zelfs de 18 jaar en de Auguste XO (20 jaar) edities proeven. En we hebben ze nog een drietal gratis glaasjes afgesnoept.
Ons einddoel van deze dag waren de stranden waar de landing van Normandië plaatsgevonden heeft, meer specifiek Omaha en Utah Beach. De bedoeling was om daarna nog naar Mère Saint Eglise te gaan, maar door tijdsgebrek en andere oorzaken zijn we er niet geraakt.
Ook onze laatste stop van die dag was bij een graanveld, en dat kon wel eens aan mijn spijsverteringsstelsel liggen…
Een doel dat ik mezelf gesteld heb is het cultiveren van een vorm van haargroei op mijn kin. Alle begin is moeilijk, maar er zijn toch al wat stoppels merkbaar op mijn aangezicht. Die blijken uiteenlopende kleuren te hebben. Blijkbaar is het begrip ‘lappenkat’ niet van toepassing, want dit komt enkel voor bij dieren van de vrouwelijke soort.
Een mens moet af en toe een doel hebben in zijn leven. Een van onze doelen tijdens deze reis is het bijschaven van Bart zijn kennis Frans. En misschien leren we hem nog een tweede taal.
Wat het Frans betreft zijn we gisteren begonnen met de woorden die een beetje gelijklopend zijn in het Nederlands, zoals daar zijn; courgette, aubergine, chipolata, merguez, citron, stop, tomate en piekdorseur. Bart kan dan ook al probleemloos zinnen uitspreken als ‘Bonjour courgette, belle citron maintenant et j’ai soif’. De laatste twee woorden kon hij blijkbaar al.
De tweede taal die we hem willen aanleren is het Iris’. Dat is een taal in telegramstijl waar men alle overbodige woorden schrapt en rekent op de creativiteit van de toehoorders om een volledige zin te bouwen. Een voorbeeld. Wanneer je naar een wijnrank staat te kijken en iemand zegt in het Iris ‘ze moeten eerst bevroren zijn’, dan wil dit eigenlijk zeggen ‘Om eiswein te maken moeten de druiven eerst eens bevroren zijn om ze te mogen plukken.’.
Gisteren ving ik nog een tweede zin op in de wagen. Die was: ‘Bart, jouw blazertje staat omhoog, hé?’. Wat die preceis wil zeggen weet ik niet.
Na een paar uren rijden kwamen we aan op onze verblijfplaats voor de eerste dagen, Hotel Belle Isle sur Risle in het Normandische plaatsje Pont Audemer. Na onze gemondmaskerde rondleiding in de chateau, was het al 13u30 en dringend tijd om een kleinigheid te eten.
Na een korte rit vanop ons eiland (het hotel ligt midden op een rivier) wenkte onze eerste creperie met een gezwind enthousiasme ons toe.
Bij dit ‘feestmaal’ hoorde tevens al een eerste lokale creatie. Bart zijn maag was duidelijk al wat beter, want hij kon toch al een beetje genieten van zijn Salade Nordique.
Als ‘eerste dag’ uitstap leek Giverny ons wel een goed idee. Dat dorp is vooral gekend voor zijn bekendste kunstenaar Monet. De Monet foundation, met het Monet huis en zijn beroemde tuin met de brug over de vijver konden we niet beezoeken, want dit was enkel na reservatie via het internet (Corona shit). Maar we hebben er wel een wandelingetje doorheen het schilderachtige Giverny gemaakt en even halt gehouden aan het graf van Monet.
Giverny
Graf CLaude Monet
Natuurlijk bezochten we er ook de lokale horeca. Daar mijmerden we weg met verhalen over hoe het zou zijn mochten wij een mus zijn. Ik zou, als jonge mus, in elk geval sierlijk naar beneden fladderen uit een boom, dan stijlvol landen op de rugleuning van een terrasstoel, mijn landing glansrijk missen en terwijl ik krampachtig de leuning van de stoel zou vasthouden met mijn twee pootjes zou ik met mijn muilke tegen de achterzijde van die leuning kwakken. Daarna zou ik van vermoeidheid één pootje moeten lossen. En dan een tweede. Het gevolg zou zijn dat ik een fractie van een seconde later met mijn verendeken tussen de keitjes zou belanden…
Op hetzelfde terras zat een eenzame dame, samen met haar twee suggestieborden te genieten in de zon.
Nadat Bart eerst enkele Messenger berichten stuurde van ‘ik ben de hele nacht onpasselijk geweest, heb niet geslapen en ga niet mee’ volgde overleg tussen de rest van ons gezelschap. En we besloten om toch te vertrekken. Eventueel kon Bart ook achterkomen. Maar nog geen uur daarna volgde een telefoontje in de stijl van ‘ik heb een uurtje kunnen slapen en voel me veel beter, maar jullie zijn al vertrokken, zeker?’.
Gelukkig waren we nog onderweg naar Kruishoutem om daar de koeken bij de bakker op te pikken en van daaruit onze reis verder te zetten. Dus we pikten gewoon de koeken én Bart op!
Onlangs maakte ik voor een BBQ bij Ingrid gemengde geroosterde nootjes op mijn Kamado Joe. En man… wat zijn die verslavend!
Het is werkelijk doodsimpel. Je koopt een aantal van je favoriete noten (liefst ongekruid). Je doet die in een ovenschotel en overgiet ze met een scheutje olie (in mijn geval was het sojaolie). Daarna giet je er een goede BBQ kruidenmengeling over.
Bij mij waren het de volgende kruiden:
bruine suiker
geroosterde paprika (Espelette)
zout
cayenne peper
mosterd poeder
zwarte peper
Daarna leg je die in je kamado gedurende ± 25 minuten op een temperatuur van ongeveer 140°.
Als variant las ik ook een artikel van iemand die de kruiden eerst mengt met licht opgeklopt eiwit en die daarin de noten onderdompelt (in plaats van de olie). Dat is dan voor mijn volgend experiment. Maar ik maak er hoe dan ook vroeg of laat nog wel eens…
Ons bezoek aan Zuid India zit er alweer bijna op. Morgen brengt onze chauffeur ons om 6u45 naar de luchthaven. Na een korte tussenlanding in Dubai kunnen we morgen alweer in onze eigen bedjes slapen. Drie weken leken een eeuwigheid, maar zijn voorbij gevlogen.
Deze ochtend zijn we de Shore Temple en de Ganesha Ratha gaan bezoeken. Beide Unesco werelderfgoed en tempels uit de 7e eeuw. Een aantal van deze tempels zijn uitgehouwen uit 1 rotsblok.
Onderweg naar onze eindbestemming Chennai zijn we onderweg nog aan een zoutontginning gestopt.
We hebben ondertussen afscheid genomen van onze gids Gudu, want die gaat vanavond met de slaaptrein terug naar Delhi. Een rit van 19 uren. Na een dagje kantoorwerk gaat hij terug met het vliegtuig naar zijn familie in Jaisalmer (Radjastan). Hij gaf me ook nog een Ganesh beeldje cadeau om op mijn bureau te plaatsen (for good luck).
Een aantal dingen hebben ze hier gewoon niet. Zo is er geen Indian Pale Ale te vinden. Mango Chutney vinden de Indiërs ook maar iets vies, want ze willen gen zoetigheid bij hun eten. Er zijn wel cocos-, tomaat en chilichutneys. Maar die smaken eerder zout of pikant.
Maar misschien is er wel een andere streek in India waar ze die spullen wel hebben. In Radjastan in elk geval ook niet.
‘Garam Masala’ is een term die gebruikt wordt om een heet kruidenmengsel te benoemen. Garam betekend immers ‘heet’ en masala is ‘mengeling’. Onze gids wist ons te vertellen dat ze dit onder mannen ook wel eens gebruiken om een mooi meisje te benoemen. Maar ook dat je dit als Indiër dit beter niet kon doen, want dat je dan een flinke oorveeg riskeert.
India is een beetje als een zin van Iris, nooit af. Zo zien er alle huizen uit alsof er een stuk aan bijgebouwd wordt, ofwel is er al een stuk terug vervallen. Bij de stopcontacten in de hotels (dus ik denk dat het anders nog erger is) heb je ongeveer 50% kans dat je stekker er in blijft steken en dat er ook stroom uit komt. De schakelaars bedienen ook altijd andere lichten dan dat je zou verwachten (of geen). In de restaurants heb je evenveel kans dat je bij een bestelling te horen krijgt: “Sorry, not available”.
En ook het verkeer is niet anders. Alles loopt er chaotisch door mekaar, maar het komt op één of andere manier altijd wel snel goed. Wanneer een kruispunt vast loopt om één of andere reden, heb je altijd wel een ‘local’ die het verkeer regelt, enkele brommers verzet of die enkele andere bestuurders aanmaant om achteruit te rijden.
Wanneer een andere wagen je ziet aankomen met je busje en de straat is te smal voor twee wagens, dan rijdt die ook met plezier de hele straat achteruit terug.
Volgens Wipin (één van onze gidsen) heb je in India in het verkeer drie dingen nodig:
A good horn (want iedereen toetert zich hier te pletter)
Good brakes (want iedereen rijdt hier kris kras door elkaar)